De 7 km lange wandeling (v.v.) over het schiereiland Ponta do São Lourenco ontbreekt in geen enkele reisgids van Madeira; het vulkanische, kale landschap staat in schril contrast met de rest van het zo groene eiland. Omdat de route volledig onbeschut is, is het oppassen geblazen bij zonnig weer. Over de zwaarte van de wandeling lopen de meningen uiteen. Er zit niets anders op dan het zelf te gaan ervaren.
Er is meer dan voldoende parkeergelegenheid waar de weg ophoudt, al zijn we om 11:00 uur zeker niet de eersten. Al hiervandaan hebben we fraai zicht op het schiereiland. Als ons verteld zou worden dat we helemaal naar dat hoogste puntje daar in de verte zullen gaan, zouden we die persoon voor gek verklaren.

Bij het eerste en – naar later blijkt – enige bewegwijzeringsbordje lezen we dat het 3 km lopen is naar de Cais do Sardinha, een voormalige boerderij aan de voet van de Pico do Furado dat nu een bezoekerscentrum en rustpunt is. We dalen meteen flink naar beneden via een goed geplaveid pad en stenen traptreden. Onderaan lopen we over een nieuw ogende houten brug en daarna over een vlonderpad met traptreden weer geleidelijk omhoog. Als het bovenaan vlak en stabiel is, houdt het houten pad op en begint het onverharde maar vlakke bergpad langs de matig steile flank van de heuvel.
De steppeachtige omgeving is meteen groots en ruig. Heuvels en kleine afgronden wisselen elkaar af en de rotsachtige wanden zijn in deze tijd van het jaar bedekt met dor gras, rotsplanten en een verdwaalde paarse of gele bloeiende bloem. Waar de lava onder onze voeten rood en grijs van kleur is, zien we om ons heen stukken met okerkleurige lava. Onze blik dwaalt over de Baia d’Abra in de richting van het einddoel van deze wandeling. We kijken elkaar lachend aan. Yep, there we go.

Verderop is het pad weer goed geplaveid met treden, zodat we een veilige en stabiele tred hebben. Rechts van ons gaat de helling nu vrij steil naar beneden maar de hier en daar geplaatste draadafrastering biedt bescherming, al oogt die nogal iel. De volgende heuvel duikt alweer op. Het laatste stukje om de eerste heuvel is het pad weer van gravel. Het komt uit op een kruising van paden, precies tussen beide heuvels in. Door de verlaagde ligging krijgen we behoorlijk stevige vlagen wind voor onze kiezen. De draadafrastering ligt hier omver en is van geen enkel nut. Voorzichtig dus. Rechtsaf kun je over geplaveide treden afdalen naar een steenachtige strandje en een paar stappen naar links levert een fraai uitzicht op de grillige noordkust en een groep losse, markante rotsen in zee met de Pedra Furada als publiekstrekker.

Rechtdoor is de doorgaande route langs de flank van de tweede heuvel. We klimmen geleidelijk omhoog; eerst begeleid door rotstreden en daarna smaller en rotsachtiger. De draadafrastering zou ons moeten beschermen tegen ongelukken, maar die is meer kapot dan heel. Bovenaan is er ruimte om even ons heen te kijken, nu met de zuidkust voor ons en heel in de verte de Ilhas Desertas. Rechts de tot nu toe afgelegde route, achter ons de noordelijke kust en het lager gelegen kruispunt van paden waar we zojuist waren. Dat lijkt nu alweer zover weg. Links zien we ons einddoel dat ook zover weg lijkt; in ieder geval hebben we nog wel wat heuvels te begaan.
Hier moeten we een steile rotstrap nemen die tegen de rode lava lijkt te zijn geplakt en ons in pak ‘m beet 30 treden naar het hoger gelegen pad brengt. Boven is de heuvel in eerste instantie vlakker en daardoor het pad ook, maar dat is ook beduidend onregelmatiger door de losse stenen en uitstekende rotsen. We lopen over de natuurlijke contouren van de heuvel, waardoor een duidelijk pad soms ontbreekt. We lopen over lava, soms over gravel en meestal over steenslag. En omdat nu net hier de flank weer wat steiler wordt, de afgrond rechts van ons dus dieper terwijl de draadafrastering ontbreekt, is het af en toe oppassen geblazen met slippartijen.

Dat duurt gelukkig maar even. Het pad wordt snel weer overzichtelijk, vergemakkelijkt met rotstrappen en beschermd met draadafrastering. Aan de voet van de volgende heuvel is een smalle doorloop met aan beide zijden een afgrond. Hier is weer een uitkijkpunt op de ruige kust. De steile, rode kliffen steken mooi af tegen de knalblauwe zee die er tegenaan beukt.

Over een licht stijgend pad langs de helling steken we dit smalle deel van het schiereiland over. Het is een paar stappen van gravel, maar wordt dan geplaveid en voorzien van wat treden. Aan de andere kant is een rustplaats met een paar stenen banken. Tientallen hagedissen en een enkele duif schooien om ons heen omdat ze dondersgoed weten wat er te halen valt. De hagedissen lopen zelfs over onze schoenen en tassen en verdwijnen daar in als we niet oppassen. Achter ons zien we het hoofdzakelijk oranjegekleurde landschap dat we tot nu toe belopen hebben. Het plaatje is groots en overweldigt ons.

Het oranje landschap met rood en okerkleurig lava maakt hierna echter plaats voor donker gesteente dat is bedekt met dor gras. We hebben plaatjes gezien van mooi groen bedekte hellingen; duidelijk gemaakt in de wintermaanden. Het vlakke gravelpad met hier en daar een rotsachtig obstakel slalomt rustig langs de flanken. Rechts hebben we constant zicht op de zee met een paar geïsoleerde baaien langs de kust, een cirkelvormige viskwekerij en in de verte de Ilhas Desertas.
Met Cais do Sardinha – en dus het einde – in zicht komen we bij de Estreito, het smalste stuk land met aan weerszijden de loodrechte kliffen aan zee. Het inmiddels weer geplaveide pad nadert de Estrecho van bovenaf en dat is een zeer welkome plek voor een foto met het eindpunt van de wandeling op de achtergrond. Op de Estreito zelf hebben we er geen idee van dat we op zo’n smal stuk lopen; het pad is beveiligd en ernaast blijft nog genoeg ruimte over.

Na de Estreito wordt het pad weer smal, maar in de afdaling direct daarna worden we gefaciliteerd met rotstreden. Hierna blijft het pad onregelmatig door de steenslag en uitstekende stenen. Het loopt rustig en vlak langs de heuvel, maar aan de rechterkant daalt de helling toch wel dichtbij de kliffen.
Als we om de laatste heuvel heen zijn, ligt er een grote vlakte voor ons. Recht vooruit zien we de Pico do Furado met daarvoor de als een oase door palmbomen omgeven Cais do Sardinha. Er gaat zowel een pad rechts- als linksom naartoe. Aangezien we zien dat het pad rechts een stuk naar beneden gaat en we dat dus niet straks op de terugweg willen klimmen, kiezen we het pad naar rechts. Het daalt geleidelijk door een lavalandschap af en leidt het via een houten brug naar een paar picknicktafels. Ook wij kiezen ervoor om hier even te pauzeren en lopen door naar achteren waar we op een paar rotsen kunnen zitten. Daartussen blijkt een trap verscholen die naar beneden, naar het water, leidt, waar enkele wandelaars dan ook op het beton zijn gaan liggen.

Cais do Sardinha is een ultiem rustpunt met picknicktafels, toiletten en iets wat we de hele route niet hebben gehad: schaduw. Omdat wij net al ons rustmoment hebben gehad, zijn we een van de weinigen die meteen doorlopen en achter het gebouwtje de beklimming van de Pico do Furado beginnen. Dat klinkt heftiger dan het is. Het eerste stuk van de vriendelijk ogende heuvel is niet heel steil, het rode gravelpad is breed en het klimmen wordt in het midden met door houten palen gemaakte treden ondersteund. In het begin kun je de palen negeren door er gewoon naast te lopen, maar als de heuvel steiler wordt, komt ook er weer draadafrastering aan te pas, waar we noodgewongen tussen moeten lopen.
Hoe hoger we komen, hoe grilliger de heuvel en hoe smaller en onregelmatiger het pad wordt. Er zijn fraaie doorkijkjes naar het uiterste punt, waar de vuurtoren staat. In de laatste meters moeten we flink klauteren en wat obstakels overbruggen. Door het gravel en de steenslag glijden sommigen weg, maar wij houden onszelf overeind. Na ongeveer een kwartier klimmen staan we bovenaan en kunnen we niet meer verder. Er zijn maar drie andere mensen en er heerst een serene stilte. Recht voor ons ligt in het knalblauwe water en tegen een knalblauwe lucht het smalle schiereiland dat het meest oostelijke punt van Madeira is, met in de verte de vuurtoren op Ilhéu do Farol.

Achter ons zien we in vol ornaat de afstand die we hebben afgelegd. We hebben er drie uur overgedaan; niet omdat het zo zwaar was, maar omdat we gewoon wilden genieten, om ons heen wilden kijken, de tijd hebben genomen voor foto’s en af en toe een korte pauze namen. Volgens onze wandelgids zou de wandeling heen en terug maar 2,5 uur hoeven duren. Maar dat is wandelen met oogkleppen op. Ook hier genieten we een half uur van alle pracht om ons heen voordat we terug gaan. Vanaf Cais do Sardinha nemen we nu het makkelijke, vlakke gravelpad rechts om de vlakte. Het levert nog een extra uitkijkpunt op de steile kliffen van de noordkust op voordat we weer op hetzelfde pad uitkomen. Na toch nog twee uur lopen zijn we terug bij de auto.
Wij vinden de wandeling nergens gevaarlijk (behoudens stevige windvlagen) en prima geschikt voor mensen met hoogtevrees; zelfs op de smalste bergkam heb je niet het idee dat je op zo’n smal stuk loopt. Maar een redelijke tot goede conditie en stevige enkels en knieën achten wij wel essentieel vanwege het soms zeer oneffen pad en het stijgen en dalen.