Na een iets vertraagde, vermoeiende maar geslaagde reis, landen we in San Jose, Costa Rica. We hebben onze ieniemienie 4WD (Daihatsu Terios) in ontvangst genomen, waarmee we onze rondreis gaan afleggen. Na twee nachten in San Jose beginnen we.
We rijden zowaar in één keer San Jose goed uit. Een monsterrit van bijna vier uur brengt ons naar Liberia, zo’n 80 km onder de grens met Nicaragua. De route voert over de Inter Americana, de snelweg die Noord- met Zuid-Amerika verbindt en dwars door Costa Rica loopt. Stel je er geen westerse vierbaansweg bij voor; het wegdek is hier en daar echt slecht en onze medegebruikers zijn net zo goed fietsers, voetgangers en paard-en-wagen.
Liberia, Santa Rosa NP en Rincón de la Vieja NP
In Liberia slaat de tropische hitte op ons neer. We informeren bij diverse ho(s)tels naar een kamer en kiezen uiteindelijk voor Hospadeje La Casona, vlakbij het centrale plein. Liberia is een leuk, kleurrijk en overzichtelijk stadje met redelijk wat voorzieningen. Drie nachten zijn we in Liberia, drie dagen passen we ons aan aan het leefritme; om 5 uur wakker, om half 8 in de auto. De benauwende hitte laat niet anders toe. Reden van ons verblijf hier zijn uitstapjes naar Santa Rosa NP en Rincón de la Vieja NP.
We bezoeken eerst Santa Rosa NP. Dit is een van de grotere nationale parken van Costa Rica en dat het ook de heetste is, ervaren we al snel. Gelukkig zijn we er vroeg. We hopen veel wildlife te zien, maar dat valt tegen. Het is er te heet en te droog voor de dieren om zich te laten zien. Alleen bij het Museo Histórico La Casona staan we bijna op een joekel van een leguaan en kunnen we net tussen de struiken, achter een boom een hert zien.
Voor Rincón de la Vieja NP moeten we 20 km over een ‘bumpy road’ rijden, zeg maar gerust een rotsachtige weg. We doen er ruim een uur over en onze oren suizen nog lang na. Rincón de la Vieja NP maakt goed wat we in Santa Rosa NP misten: veel groen, wildlife (aapjes!) en andere interessante door het vulkanisme geschapen natuurverschijnselen (zwavel- en modderbronnen). Het park is een verborgen pareltje, waar maar heel weinig toeristen komen. We lopen er uren zonder veel anderen tegen te komen. We lopen er de ‘Sendero Las Pailas’, een route langs de vulkanische activiteiten van het park met heetwaterbronnen, borrelende modderpoelen en kokende zwavelmeren. Met genoeg bladerdak, een stevige wind en af en toe een flink pak bewolking is het prima vertoeven in het park. Hier en daar stroomt en beekje en er is ook een fraaie waterval, waarbij het heerlijk pootjebaden is. Prachtig!
Monteverde
Van Liberia rijden we naar het gehucht Tronadora aan het Arenalmeer. We verblijven twee nachten bij Kees en Willeke, een Nederlands stel dat nog maar tien maanden geleden naar Costa Rica is geëmigreerd en er een B&B runt. Hartstikke leuk en gezellig, een aanrader. Topper is het uitzicht vanuit hun woning op het meer en de vulkaan Arenal, die continue activiteit vertoont. Daarvan zijn we met behulp van Kees’ telescoop getuigen.
Vanuit Tronadora bezoeken we het nevelwoud van Santa Elena / Monteverde. Ook daarvoor moeten we een flink stuk (40 km) over een onverharde, rotsachtige weg. In Monteverde lopen we 3 km over de acht hangbruggen van Selvatura (soort van boomkroonpad). We zien een glimp van de zeldzame quetzal en zijn gefascineerd door het mooie schouwspel van de kolibries in de kolibrietuin. We lopen heerlijk door deze prachtige, tropische natuur.

La Fortuna en Volcán Poas
Nadat we in alle rust afscheid hebben genomen van Kees en Willeke, vertrekken we voor de mooie route rondom het Arenalmeer. Geweldig om zo dicht bij de vulkaan te zijn. We eindigen in La Fortuna, een leuk, toeristisch dorp aan de voet van de vulkaan. Lavaspektakel is vanaf deze zijde van de vulkaan alleen niet te zien. We zijn hier alleen om te overnachten en eten er heerlijk bij de Mexicaan aan de hoofdstraat.
Vanuit Fortuna rijden we naar Alajuela, vlakbij San Jose. Alajuela dient als uitvalsbasis voor een trip naar Volcán Poas NP. Bij het inrijden van het park waarschuwt de medewerker ons al dat de bewolking laag hangt en dat er dus geen garantie is dat we wat zien. We kunnen dus nog terug. Maar ja, we hebben weinig keuze en dus gokken we het er maar op. Wat we zouden móeten zien is een grote krater met een turquoise meer en zwavelgeisers, maar door de bewolking is van de krater niets te zien. Drie uur lang wachten we op het oplossen van de mist, maar tevergeefs. Vreemd genoeg laat de naastgelegen Laguna Botos zich prima zien.
We vervolgen onze reis en rijden naar het plaatsje Jaco, aan de zuidkust van Costa Rica. Hiermee wijken we af van de geplande route, omdat we ons hebben laten vertellen dat sommige wegen onbegaanbaar zijn. Onderweg stoppen we bij een brug ter hoogte van het plaatsje Tarcoles. Waarom hier zo veel mensen vanaf de brug naar beneden kijken, wordt ons al snel duidelijk: tientallen krokodillenogen kijken hongerig omhoog. Het plaatsje Jaco is vreselijk, veel te toeristisch en smerig. Het is zo te ruiken te lang geleden dat hier het vuilnis is opgehaald. Gelukkig is Jaco maar een tussenstop, opweg naar Quepos.
Manuel Antonio NP
Ons bezoek aan Manuel Antonio NP is een hoogtepunt. Behalve het vele groen van het regenwoud, zien we alle beesten die je daar moet zien: apen, luiaards, leguanen en kleurrijke krabben. Het park heeft een aantal tropische stranden met blauw water en aan het einde van de dag laten we ons de verkoeling zeer welgevallen.
Golfito, Cartago en Tortuguero NP
Van Quepos rijden we in een ruk naar het plaatsje Golfito in het zuiden. We besluiten om niet naar Corcovado NP te gaan, een park dat je eigenlijk gezien moet hebben omdat het nog vrijwel ongerept is. Maar omdat het een behoorlijk ondoordringbaar natuurgebied is en het onderweg behoorlijk regent, verwachten we dat het park moeilijk begaanbaar zal zijn en daar zijn we onvoldoende op toegerust. Zo’n regenbuitje koelt overigens voor geen meter af hoor, maar we begrijpen nu wel waarom het in het zuiden van Costa Rica een stuk groener is. Golfito zelf is niet een heel geweldig stadje; het vindt z’n historie vooral in de United Fruit Company. Maar het wordt omringd door natuurgebied, dat zeer geschikt is voor korte wandelingen. We zien er onze eerste toekan!
Na Golfito gaan we de hoogte in, naar het koffiestadje San Vito, op slechts 20 km van de Panamese grens. Bij San Vito ligt een beroemde en prachtige botanische tuin die we bezoeken en prompt treffen we er drie toekans bij mekaar op een tak. Na San Vito rijden we tussen de Del Monte ananasplantages naar San Isidro de General, eigenlijk louter een tussenstop voor de verdere reis naar Cartago. Cartago is een vrij grote stad bij San Jose en heeft twee bezienswaardigheden: de ruïnes van een oude kerk, die na de zoveelste aardbeving maar niet meer herbouwd is, en de basiliek. Ons B&B kijkt uit op de basiliek.

Onze volgende stop is Cariari, in het noorden en aan de andere kant van het bergmassief dat Costa Rica splitst. Het is hier zeer nat, maar dat is bekend van de Caribische kust. We bezoeken vanuit Cariari Tortuguero NP, dat alleen over water begaanbaar is. Een watertaxi brengt ons diep in het oerwoud, van waar we met een privégids verder de boel verkennen. Het NP is een must voor elke reiziger in Costa Rica, maar we zijn er eigenlijk te kort.
Terug in Alajuela hebben we onze laatste overnachting in Costa Rica, om de volgende dag het vliegtuig terug naar Nederland te pakken.