We maken een tussenstop in Millicent. In het visitor centre updaten we de weblog. In de boom voor het centre is het een hels kabaal, veroorzaakt door tientallen papegaaien die daarin zijn neergestreken. Hebben ze ruzie of is het paartijd? Een visitor centre is in Australië altijd een prima plek om het verkennen van streek en stad te beginnen. Massa’s folders, boekjes en kaarten liggen er te wachten op de nog onwetende reiziger en vriendelijke medewerkers zijn altijd bereid hem of haar uitgebreid over de streek (hun streek) te vertellen. Ook kan je hier gebruik maken van Internet, hetgeen we soms doen.
Om precies 13:00 uur zijn we bij het visitor- and discovery centre van de stad Mount Gambier. Ervoor staat The Lady Nelson. Het is een enorme replica, gebouwd in 1985, van de echte Lady Nelson, het schip waarmee Mount Gambier op 3 december 1800 is ontdekt door Luitenant James Grant. Zouden we ‘s avonds het visitor centre hebben aangedaan, dan hadden we een mooi verlichte replica kunnen zien.
Niet ver van het visitor centre ligt Blue Lake. Het meer is op het diepste punt 204 meter en dient als waterbron voor de stad. Jaarlijks wordt 3500 miljoen liter water aan het meer onttrokken. Weliswaar zijn er meer Blue Lakes, maar geen enkele ander verandert meerdere malen per jaar van kleur. De processen die verantwoordelijk zijn voor het verkleuren van het water zijn pas in de jaren 90 van de vorige eeuw ontdekt. Blue Lake is op z’n blauwst van november tot maart; we zijn er dus op het juiste moment! Over Blue Lake kan een excursie worden gemaakt, het bootje vertrekt bij het waterpompstation aan de rand van het meer. We zetten de auto in eerste instantie neer bij Apex Lookout. Vanaf daar hebben we een goed uitzicht over het meer. We kijken, veilig achter een hek, dat ons van een diepe afgrond scheidt, over het water. Het informatiebord over het ontstaan ervan lezen we wel, maar het is teveel informatie en te technisch om lang te onthouden. We twijfelen of we helemaal om het meer, met een omtrek van 3,6 km zullen lopen. We zien er van af, omdat door de begroeiing en de afstand van het wandelpad tot de afgrond naar het meer, waarschijnlijk het uitzicht niet overal even mooi is. In plaats van helemaal om het meer, lopen we een stukje linksom naar een volgende lookout. Daar komen we…alweer een Nederlands stel tegen. Een korte begroeting en een lange geschiedenis over hoe het stel in Australië terecht is gekomen volgt. Het is opmerkelijk hoeveel Nederlanders in het verleden naar Down Under zijn geëmigreerd. Hun verhaal is vaak hetzelfde en een ding hebben zij gemeen; ze hebben het hier goed voor elkaar en willen voor geen goud terug naar het kleine landje van files en stress, waar iedereen zich druk maakt om niets. Het stel dat we hier treffen is lekker weg in eigen land en staat op de camping die het dichtst bij de kratermeren ligt. Een tip die we krijgen – maar waar we uiteindelijk niets mee doen – is om te gaan eten in een RSL (Returned Services League). Een soort bistro’s, die door heel Australië te vinden zijn.
Blue Lake is een van de meren van de zogenaamde ‘Crater Lakes’. De namen van de andere meren, die samen Crater Lakes vormen, zijn Valley-, Leg of Mutton- en Browne’s Lake. Met name Valley Lake vormt een vakantietrekpleister van de Aussie’s, waar dan ook van alles te zien en te doen is. Zo zijn er korte wandel- en mountainbike-routes uitgezet, picnic- en BBQ mogelijkheden, een speeltuin, een golfbaan. Valley Lake is van een omvang dat zelfs waterskiën tot de mogelijkheden behoort. Na een wandeling om het drooggevallen Leg of Mutton Lake, besluiten we de auto op te halen en naar beneden, naar Valley Lake te rijden. Valley Lake is gelegen in de grootste van de drie kraters. We blijven hier de rest van de middag. Aangrenzend aan dit meer bevindt zich een wildlifepark. Het klaphek bij de ingang moet voorkomen dat de dieren echt wildlife worden en al te grensverleggend bezig gaan. Al meteen zien we een kudde (heet dat eigenlijk wel een kudde?) kangoeroes. De beesten zijn op enige afstand van ons en ook al zien zij er vriendelijk en aaibaar uit, toch willen we voorkomen dat ze te dichtbij komen. Wanneer ze zo op hun achterpoten leunen, geeft het de indruk dat ze ieder moment een sprintje in onze richting zullen maken. Na de zoveelste foto’s lopen we door. Het park is mooi aangelegd en onderhouden. We doen onze uiterste best om een slang te ontdekken, maar ondanks de waarschuwingsborden om met een ruime bocht om slangen heen te lopen, mocht zo’n dier zich op het wandelpad bevinden, treffen we er geen. Wel zien we in een boom een koala (onze eerste!). Ook al is dit niet de echte vrije natuur, toch tellen we hem/haar wel mee. Het dier zit te hoog in de boom, waardoor het maken van een goede foto niet lukt. We zien veel dieren en lopen er waarschijnlijk nog langs veel meer, zonder ze op te merken.
Na enige tijd verlaten we het park door hetzelfde klaphek als waardoor we zijn gekomen, weer wat ervaringen rijker. We nemen een van de picknicktafels in gebruik om ons potje op te koken. We gebruiken hiervoor ons kookstoofje dat we in Adelaide hebben gekocht, terwijl links en rechts van ons de plaatselijke bevolking gebruik maakt van een van de zestien enorme en gratis te gebruiken BBQ-tempeltjes. Australiërs kunnen niet lang zonder BBQ en daarom zijn de tempeltjes bij zo’n beetje iedere bezienswaardigheid geplaatst. Pas laat in de middag verlaten we dit mooie plekje om een caravan park te zoeken. De camping ligt praktisch op loopafstand van Blue Lake en heet Pine Country Caravan Park.